De Oosterschelde zou voor Peter Herman (Deltares en TU Delft) de bestemming naar keuze zijn als hij het extra miljoen kuub mocht besteden. Hij zou niet jaarlijks één miljoen kuub verdelen, maar elke vijf jaar met vijf miljoen kuub zand een grote plaat aanleggen. Dat is voor de korte termijn goed voor de trekvogels, maar de structurele problemen in de Oosterschelde blijven. Natuurlijke zandimport, zoals in de Waddenzee en de Westerschelde, gaat in de Oosterschelde niet doordat de Oosterscheldekering zandtransport vanuit zee blokkeert. Bovendien is door de Oosterscheldekering het getijvolume met 30% afgenomen. De geulen die vroeger bij het dagelijkse getij pasten zijn nu te groot: golven slaan zand van de platen af, dat in de geulen blijft liggen omdat het water niet hard genoeg stroomt om de geulen op diepte te houden. In totaal is dit structurele of historische tekort, of de zandhonger, zo’n 500 miljoen m3: anderhalf keer het grondverzet van de Tweede Maasvlakte. Voor dit probleem is geen pasklare oplossing, maar méér sediment van buiten inbrengen ligt voor de hand. Leo Adriaanse: “500 miljoen kuub inbrengen is heel veel, maar helemaal niks, wat we nu doen, is heel weinig.” Hij hoopt dat we gestaag doorlopend sediment de Oosterschelde in kunnen brengen zonder CO2 te produceren, zoals met een ‘zandwindmolen’ of andere innovaties die ontwikkeld worden in het project Innovaties in de Kustlijnzorg van Rijkswaterstaat.
Peter Herman legt uit dat we momenteel vanwege Natura2000 de platen in de Oosterschelde behouden door de eroderende randen weer aan te vullen met zand uit nabije geulen. “Dit blijkt vrij goed te blijven liggen: langer dan de zes jaar die het kost voor het bodemleven om te herstellen van een suppletie. Een beetje zeespiegelstijging is met die ‘microsuppleties’ nog wel een decennium bij te benen, maar op de lange termijn niet meer: de platen worden dan kunstmatig steeds hoger, de geulen steeds dieper, en de afslag gaat dan steeds sneller. Als we het tekort laten oplopen vrees ik dat we dan uiteindelijk kiezen voor volledig afdammen.” Ook volgens Marcel Taal dreigt afdamming als we het structurele tekort niet aanvullen: “we koersen af op een lock-in”.
Bas Roels stelt voor het microsuppleren op te schalen: “naar 1 miljoen kuub per jaar voor de hele zuidwestelijke delta. Het tekort loopt dan niet verder op, intergetijdennatuur kan behouden blijven en de veiligheid is er mee gediend; door een deel van het sediment tegen de dijken aan te brengen waar dat morfologisch kan, zoals gedaan bij de Oesterdam. Vooroevers reduceren de golfbelasting met de helft en verminderen bovendien de bresgroeisnelheid. Onderzoekers van onder andere het NIOZ hebben recentelijk ontdekt dat bressen in 1953 kleiner waren op plekken met vooroevers, en de gevolgen minder ernstig.”
Belangrijke karakteristieken van de grote Nederlandse kustwateren. Bronnen RWS Waterdata 2021 (kolom 3), Hydraulische Randvoorwaarden primaire waterkeringen 2007 (kolom 4).
Klik op de getallen in kolom 2 voor de bronnen.
* maatgevende waterstanden en golfhoogtes vóór 2017;
** bij een gemiddelde strandbreedte van 300 meter van Schiermonnikoog tot Cadzand
Het Haringvliet is verbonden met de Noordzee via het Spui en de Dordtse Kil en de Grevelingen via een doorlaatmiddel in de Brouwersdam. Als de zee verder stijgt, zullen ook Haringvliet en Grevelingen meestijgen, tenzij het stagnante volledig afgesloten en bemalen meren zouden worden. Bas Roels zou er juist getij willen terugbrengen. “Dan zal er in Haringvliet en Grevelingen, afhankelijk van de getijslag, intergetijdengebied bij komen, en dat is hard nodig gezien de historische verliezen. Net als in de Oosterschelde kan dit, ondanks dat er sprake is van structurele historische sedimenttekorten voor een natuurlijk dynamisch evenwicht.” Peter Herman waarschuwt ervoor dat de natte duinvalleivegetatie met bijvoorbeeld de groenknolorchissen momenteel beschermd is, en constateert ook dat als de bodem rijpt en organisch rijker wordt, de interessantste planten juist weer verdwijnen.
Peter van Veelen (Buro Waterfront) werkt binnen de Proeftuin Sediment aan nieuwe natuur in het Haringvliet door hergebruik van scheepvaartbaggermateriaal uit de oostelijke benedenrivieren. “We kunnen in Haringvliet en Grevelingen verdrinkende buitendijkse intergetijdengebieden ophogen. We onderzoeken nu of natuurlijke herverdeling van het slib ecologisch interessant is. Totdat getij terugkomt, kunnen we overigens van de Markerwadden veel leren over de dynamiek van zand en slib onder invloed van winderosie in water zonder veel getij.” Bas Roels vult aan: “de beschikbare volumes zijn enorm, veel meer dan één miljoen kuub die nodig is om de zuidwestelijke delta mee te laten groeien met de zee. Net zoals bij de Oosterschelde zal transport van slib vanaf de Noordzee door de keringen heen wel optreden in Haringvliet en Grevelingen, ondanks de drempels van de doorlaatmiddelen. De Rijn voert ook altijd nog materiaal aan. Die volumes hoeven dan niet kunstmatig ingebracht te worden.”
Voor de afgedamde zandhongerige kustbekkens Oosterschelde, Grevelingen, Veerse Meer en Haringvliet zijn er dus twee uitersten: aan de ene kant de historische tekorten aanvullen door sediment kunstmatig aan te brengen (zoals we al met de kust doen); de ‘macro-benadering’. Het andere uiterste is helemaal niets doen. Dan zullen de intergetijdengebieden in de Oosterschelde blijven eroderen en verdrinken, samen met de begroeide (niet-intergetijde) buitendijkse natuurgebieden in Haringvliet, Grevelingen en Veerse Meer. De pijn is te verzachten met lokale herverdeling zoals nu in de Oosterschelde al gebeurt: de ‘micro-benadering’. De extra miljoen kuub zoals voorgesteld door WNF is dus een beweging van micro richting macro.
“Van 12 naar 13 miljoen is een begin, maar het zal snel meer moeten worden,” besluit Leo Adriaanse. Enkele miljoenen kuubs steken schril af in vergelijking met andere waterwerken met kunstmatig sedimenttransport – zie de tabel onder.
Volumes sedimentverplaatsing. Klik op de getallen voor de bronnen.
* inclusief duincompensatie Delfland (6 miljoen m3), 10 jaar lang onderhoud (12 miljoen m3), na aftrek opbrengst havenbassins.